Schoolconcept van sport IKC Het Startblok
Het schoolconcept bespreekt de gewenste situatie binnen onze school. Als team spreken we uit deze te willen benaderen. Dit kan uiteraard alleen als de huidige realiteit niet ver af ligt van de gewenste situatie. Het is dus zaak realistische doelen te stellen.
De kernopdracht / missie van de stichting is:
- De scholen zijn verantwoordelijk voor een dusdanig aanbod, dat elk kind zo goed mogelijk maatwerk krijgt aangeboden rekening houdend met de gehele persoon.
- De scholen zijn opvoedkundige en lerende organisaties waarbij niet alleen de leerlingen leren. Ook de werknemers dienen zich doorlopend te ontwikkelen teneinde op flexibele wijze vorm te kunnen geven aan de rol die zij spelen in zowel hun eigen leerproces als dat van de kinderen. We streven ontwikkelingsgericht werken na en vinden doorgroeien als professional een uitgesproken kernopdracht.
- De scholen moeten kwalitatief hoogwaardig zijn zowel qua inhoud als in vorm, aangestuurd door een professioneel management. Zowel het onderwijsaanbod als het materiaal dat wordt gebruikt moet goed en actueel zijn.
- Ten behoeve van de ontwikkeling van het kind gaan we uit van een gezamenlijke verantwoordelijkheid. De relatie met ouders (en leerlingen) is een relatie met wederzijdse rechten en plichten en ieder z’ n eigen verantwoordelijkheid en betrokkenheid.
Welbevinden
Op onze school mag je worden wie je bent. ‘Jij bent jij en ik ben ik’. We streven ernaar dat binnen een positief werkklimaat, eenieder zijn/haar eigen identiteit zoveel mogelijk kan ontwikkelen. Dit zowel op het sociaal-emotionele, het cognitieve als op het creatieve vlak. We willen een open en veilige school zijn, waarin eenieder zichzelf kan zijn en zich prettig kan voelen.
Ouders/verzorgers mogen van ons verwachten dat wij proberen een pedagogisch klimaat te scheppen waarin hun kinderen goed gedijen. We verwachten van ouders dat ze in het belang van hun kinderen de school ondersteunen. Educatief partnerschap is het uitgangspunt. We willen regelmatig met ouders/verzorgers in gesprek gaan over de ontwikkeling van hun kind(eren). We willen samen verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van de kinderen.
Veiligheid
We willen een open en veilige school zijn, waarin eenieder zichzelf kan zijn en zich prettig kan voelen. We streven ernaar dat kinderen en volwassenen zich veilig voelen om zich verder te ontwikkelen in een omgeving waarin je nieuwe dingen mag proberen en fouten mag maken.
Leren/ persoonlijke ontwikkeling.
We vinden het belangrijk dat kinderen en volwassenen binnen onze school verantwoording nemen voor hun eigen leerproces en we spreken hen daar ook op aan. Ze moeten leren keuzes te maken, te plannen en hun eigen werk kritisch te bekijken. Het bevorderen van een zelfstandige werkhouding vinden we dus belangrijk.
Om de leerlingen in staat te stellen zich te ontplooien proberen we het aanbod (onderwijs) zoveel mogelijk af te stemmen op de zich ontwikkelende leerling. We gaan dus uit van de mogelijkheden van het kind. We streven hierbij niet naar individueel onderwijs, maar naar onderwijs op maat.
We willen hierbij wereldoriënterend zijn, dat wil zeggen je thuis laten voelen in de wereld om je heen en daar een mening over vormen.
We werken met name met de jonge kinderen ontwikkelingsgericht. Daarbij gaan we uit van de betrokkenheid van kinderen in voor hen betekenisvolle situaties. We proberen deze ontwikkeling ook in de bovenbouw in verschillende vak-/ vormingsgebieden door te voeren. De leerstof zal soms klassikaal aangeboden worden, maar er zijn ook momenten waarbij leerlingen zelfstandig en op eigen niveau werken.
We streven voor alle kinderen een brede ononderbroken ontwikkeling na met aandacht voor zowel het cognitieve, het creatieve, het sociaal-emotionele als het fysieke. De kerndoelen (streefdoelen en minimumdoelen) zijn voor ons hierbij een belangrijk uitgangspunt.
Ondersteuning
We volgen de ontwikkeling van de leerlingen met behulp van het LOVS, leerlingvolgsysteem. Als er aanleiding toe is worden kinderen extra begeleid. Dit gebeurt binnen de groep. Vanuit de Passend onderwijs-gedachte proberen we zoveel mogelijk kinderen op een verantwoorde wijze te ondersteunen.
We vinden hierbij het klassenmanagement en de interactievaardig-heden van de leerkrachten heel belangrijk.
Passend onderwijs is voor ons een grote uitdaging de komende jaren. We moeten leren steeds beter om te gaan met verschillen tussen kinderen.
De ondersteuning van de leerkrachten is bij ons geregeld in de gesprekscyclus. Hierbinnen vinden onder andere POP-gesprekken, functioneringsgesprekken en waarderingsgesprekken plaats.
We voeren een actief beleid in het samenwerken met peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, het speciaal onderwijs en het voortgezet onderwijs om de overgang van/ naar de verschillende school-typen zo gemakkelijk mogelijk te maken.
Speerpunten voor de komende jaren zijn voor ons:
- Passend onderwijs
- ICT
- Pedagogisch leiderschap en pedagogisch tact.
- Fusie implementeren en borgen.
1: Doelen
Vanuit geborgenheid en vertrouwen worden vaardigheden aangeleerd op sociaal (ik en de ander), emotioneel (ik en gevoel), motorisch (ik en bewegen), cognitief (ik en het leren) en creatief (Ik en de vindingrijkheid) gebied, met als doel bij te dragen in de ontwikkeling tot een zelfstandig en positief kritisch denkend mens.
- Autonomie, competentie en relatie zijn de uitgangspunten.
- We willen een veilige school zijn voor ieder kind.
- We willen omgaan met de verschillen tussen leerlingen. Handelingsgericht werken is het uitgangspunt.
- We willen bij ons aanbod voldoen aan de kerndoelen en de kwaliteitseisen die aan ons gesteld worden.
Voor onderwijsinhoudelijke doelen verwijs ik naar de beschrijvingen in de handleiding van de door ons gehanteerde methoden. We streven ernaar om methoden te gebruiken die de kerndoelen dekken.
2: Leerinhouden
In de groepen 1 en 2 wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de eigen ontwikkeling van kinderen door de zone van de naaste ontwikkeling te stimuleren. Hierbij gaan we uit van de principes van de basisontwikkeling. We gaan doorgaans uit van de directe leer- en ervaringswereld van de kinderen. Ideeënboeken en methodes zoals Schatkist worden gebruikt bij de voorbereiding van de activiteiten en de thema’s. De doelen worden in een jaarlijkse cyclus gekoppeld aan perioden waarin expliciet aandacht aan deze doelen besteed moet worden.
Vanaf groep 3 laten we ons wat betreft de keuze van de leerstof meer leiden door de gekozen methodes. We willen wel de verworvenheden van de basisontwikkeling (groep 1-2) doortrekken naar de bovenbouw. Met de methodes als richtlijn (leerlijn) willen we hier dan ook thematischer gaan werken. Via internet/ kennisnet wordt ook veel informatie binnengehaald.
We gaan hierbij wel uit van de kerndoelen die door de leerlingen gehaald moeten worden. De omvang van de overige leerstof kan en mag per leerling verschillen (verdiepings- en verrijkingsstof). We aanvaarden dus verschillen in prestaties en tempo van de leerlingen.
We zien de kerndoelen wel als een richtlijn voor de gemiddelde leerling. We passen echter de leerstof aan aan (de ontwikkeling van) het kind. Metacognitieve vaardigheden willen we kinderen aanleren om te reflecteren, leerstijlen te onderzoeken en zelfdiscipline te stimuleren.
3: Opvoedings- en onderwijsstijl
Leraren bevorderen dat alle leerlingen zich veilig en aanvaard voelen. We willen een open en veilige school zijn voor iedereen.
Om bij kinderen goed gedrag te stimuleren is voorbeeldgedrag van belang. Daar zijn we als leerkrachten heel alert op. Daarnaast werken we met drie programma’s die het gedrag bij kinderen verbeteren. Allereerst is er Taakspel, waarbij het gedrag rond een goede werkhouding wordt geoefend. Daarnaast is er de Kanjertraining, waarbij het gedrag ten opzichte van elkaar wordt besproken. Positive Behaviour Support (PBS) is vooral gericht op het oefenen van gewenst gedrag. Leerkrachten benaderen leerlingen positief door hen in het gewenste gedrag te bekrachtigen door te complimenteren. Ze stralen passie voor hun vak en zelfbewustzijn uit en hebben door gewenst gedrag voor te leven een voorbeeldfunctie voor hun leerlingen. Kinderen worden geaccepteerd om wie ze zijn en wat ze kunnen. Door hen open tegemoet te treden (door te luisteren, in te voelen en te vragen naar meningen en gevoelens) wordt het zelfbeeld versterkt. Oefenen in gewenst gedrag, gedragsverwachtingen uitspreken, minimaliseren van aandacht voor ongewenst gedrag en verzamelen van data zijn voor PBS essentieel.
Niet alleen wat betreft de cognitieve ontwikkeling houden leerkrachten de vinger aan de pols, maar ook de sociaal-emotionele ontwikkeling wordt gevolgd en vastgelegd. We hanteren een leerlingvolgsysteem
Vertrouwen, openheid, duidelijkheid en respect staan hoog in ons vaandel. Duidelijkheid willen we aanbrengen door structuur in ons onderwijs, een heldere lijn van groep 1 t / m 8, en afspraken over de omgang met elkaar. In de opvoedingsstijl van de leerkracht zal het respect voor het kind voorop staan en omgekeerd. De begrippen relatie, competentie en autonomie zijn de basis voor zijn / haar handelen. De leerkracht probeert rekening te houden met de verschillende leerstijlen van de leerlingen (auditief, visueel, motorisch en kinesthetisch). Regels en afspraken worden met de kinderen besproken en waar mogelijk samen vastgesteld. Afhankelijk van het onderwerp worden de ouders van afspraken op de hoogte gesteld. Op deze wijze doen wij een beroep op de ontwikkeling van het verantwoordelijkheidsgevoel van de leerlingen en vergroten de betrokkenheid van de kinderen (en ouders) voor de goede sfeer op school. Een opgeruimde omgeving vinden wij belangrijk: in letterlijke zin om zo een gestructureerde omgeving te bevorderen en onnodige prikkels weg te nemen, in figuurlijke zin om niet met problemen te blijven lopen, maar deze bespreekbaar te maken. Rustmomenten, om in te werken, vinden we ook belangrijk.
4: groeperingssvormen
Binnen onze school is er een mix van heterogene groepen en homogene jaargroepen. Op sociale en op pedagogische gronden kennen we combinatiegroepen 1-2.
Op school zijn met name op grond van het leerlingenaantal wisselende ‘combinatiegroepen’. Binnen de groep zitten de leerlingen in groepjes, die om sociale redenen diverse malen per jaar wisselen van samenstelling. In de klas en in de hal zijn plekken waar leerlingen zich terug kunnen trekken voor individueel werk.
In de kleuterbouw hebben de kinderen geen vaste plaats, maar een variabele werkplek.
We werken door de hele school met de inloop. Tijdens deze inloop komen o.a. tutorlezen en de kleine kring aan de orde. In de bovenbouw loopt deze inloop over in de weektaak. Hierbij is niet alleen het eigen lokaal, maar ook de centrale hal de werkplek.
5: Werkvormen
Instructie is een zeer belangrijk onderdeel in het onderwijsleerproces. Daarom hebben alle leerkrachten zich geschoold in het directe instructiemodel. Omdat deze instructievormen een vaste opbouw kennen, ontstaat er door de hele school een herkenbare en doorgaande lijn waar het de instructie betreft. Bij het geven van instructie en het toepassen van de verschillende instructievormen is het leerkrachtengedrag van grote invloed: leerkrachtengedrag doet ertoe!
We werken op het Starblok opbrengstgericht. Dat betekent dat ons onderwijs doelgericht is, dat we de leerlingen uitdagen en hoge verwachtingen hebben (we leggen de lat hoog). Meting van de opbrengsten vindt plaats door middel van toetsen, zowel methodegebonden, als methode-onafhankelijke toetsen. Door de toetsgegevens te analyseren en op de juiste manier te interpreteren kunnen we voor elke leerling het beste vervolgtraject bepalen, waarbij vanzelfsprekend ook de juiste instructievormen worden gebruikt. Dit alles wordt vastgelegd in het groepsplan.
6: Ondersteuning
We willen binnen onze school steeds beter om kunnen gaan met verschillen tussen kinderen. We volgen hierbij de lijn van Passend onderwijs.
We hebben structureel tijd uit de formatie gereserveerd voor de interne begeleiding. We hebben het standpunt staan dat extra leerlingenondersteuning met name binnen de groep moet plaatsvinden.
We werken in de groepen 3 t/m 8 met een instructietafel voor de verlengde instructie en extra hulp aan leerlingen.
We vinden met name de taalontwikkeling een belangrijk item. Met name de onderbouw werkt, in het kader van GOA samen met het consultatiebureau, de peuteropvang en de bibliotheek, gericht aan taalstimulering.
In de ondersteuning voor leerlingen werken we handelingsgericht. In de cirkel handelingsgericht werken onderscheiden we in het algemeen vier fasen: waarnemen, begrijpen, plannen en evalueren
De leerresultaten van de kinderen worden gevolgd op individueel-, groeps- en schoolniveau.
Er zijn regelmatig overlegmomenten met de intern begeleider op deze drie niveaus: leerlingenbesprekingen, groepsbesprekingen en LOVS-besprekingen.
We werken zowel met methodegebonden – als met landelijk genormeerde toetsen.
7: Middelen
We streven er als school naar om de beschikbare middelen zo efficiënt mogelijk in te zetten. Daarom werken we op alle onderdelen met een meerjarenbegroting op het gebied van ICT, meubilair en onderwijsleerpakket.
8: Evaluatie
De leerkracht beoordeelt gedrag en prestaties, waarbij de ontwikkeling van het individuele kind het uitgangspunt is. Bij de beoordeling van prestaties hanteren wij bepaalde normen die worden aangegeven in de methodes of in ons leerlingvolgsysteem.
Een belangrijk middel bij het bewaken van onze kwaliteit is het leerlingvolgsysteem.
De kinderen worden een aantal keren per schooljaar getoetst/ bekeken op de leerstofonderdelen en hun persoonlijke ontwikkeling.
We hanteren hierbij methodegebonden toetsen, maar ook landelijk genormeerde toetsen van het CITO. Aan de hand van de resultaten wordt steeds de extra hulp/ het extra aanbod bepaald.
Alle oudste kleuters worden gescreend op spraak- en taalstoornissen door en logopediste.
Vijfmaal per schooljaar vinden er zgn. tienminutengesprekken plaats.
Drie maal per schooljaar wordt aan de ouders schriftelijk verslag gedaan over de vorderingen van de leerlingen.
Als leerlingen extra ondersteuning binnen de groep krijgen, wordt altijd vooraf contact opgenomen met de ouders/verzorgers.
De IB-er bewaakt de voortgang van de extra hulp. Vier keer per jaar vinden er groepsgesprekken plaats tussen de afzonderlijke groepsleerkracht en de intern begeleidster, waarin de ontwikkelingen en de aandachtsvelden worden besproken. De resultaten van de CITO toetsen en de doorgaande lijn worden in het team besproken.
9: Beleidsuitvoering
De school werkt continu aan de ontwikkeling van een professionele schoolcultuur
Binnen de gesprekscyclus werken de leerkrachten ook aan een verdere persoonlijke ontwikkeling, mede gericht op de gewenste kwaliteiten voor de schoolorganisatie.
Hiertoe heeft de school haar visie omgezet in een meerjarig beleidsplan (het schoolplan). De leerkrachten ondersteunen dit plan. Dit alles is gericht op kwaliteitsverbetering.
Het schoolbeleid heeft samenhang met het beleid op:
-Stichtingsniveau. Vanuit onze stichting worden kaders aangeboden waarbinnen we eigen beleid kunnen maken. Jaarlijks wordt een jaarplan gemaakt en
jaarlijks wordt verantwoording afgelegd over het gevoerde schoolbeleid aan de bestuurder en de medezeggenschapsraad. De onderwijsinspectie verlangt bij haar schoolbezoeken een evaluatie van het gevoerde beleid en kwaliteit van het onderwijs.
Aan de ouders wordt in de schoolgids verantwoording afgelegd van het beleid en de kwaliteit.
We geven hierbij (nog) geen resultaten van de eindtoets weer, maar de uitstroomgegevens naar het voortgezet onderwijs.
De directie van de school is uiteindelijk verantwoordelijk voor het gevoerde beleid, maar we streven op onze school naar een breed gedragen verantwoordelijkheid. We evalueren dus regelmatig op teamniveau.
10: Personeelsbeleid
Ons onderwijskundig beleid heeft gevolgen voor het personeelsbeleid.
We willen met ons personeelsbeleid de doelen van Het Startblok zo optimaal mogelijk verwezenlijken. De professionalisering en het zich welbevinden in hun arbeidssituatie is hierbij uitgangspunt. Hoewel we ons werk zeer serieus nemen, daarin een grote inzet tentoon spreiden, ons bewust zijn van de taken en de werktijdfactor die wij hebben, zijn we ons eveneens bewust van het feit dat eenieder daarnaast een privé-leven heeft.Naast inspanning hoort ook ontspanning.
De stichting kent hierbij de volgende uitgangspunten:
- Het creëren van goede arbeidsvoorwaarden en een duidelijke rechtspositionele basis die zekerheid biedt en perspectieven geeft.
- Het bevorderen van een professionele werksfeer en cultuur.
- Het realiseren van een effectieve inzet van mensen ten behoeve van de doelstelling van de school: Het verzorgen van kwalitatief goed onderwijs. Goede dingen doen voor kinderen.
11: Scholingsbeleid
Het nascholingsbeleid is afgestemd op de visie en de missie van de school. Er gaat een grote voorkeur uit naar teamgerichte nascholing, aangezien deze nascholing meer effect heeft op de ontwikkeling van de organisatie (schoolbeleid).
12: Leiderschapsstijl
Omdat de betrokkenheid van de teamleden bij de schoolontwikkeling belangrijk is, zal de leidinggevende de teamleden actief meelaten denken bij het herijken van onze visie en onze missie. Zij zal dus met name inzetten op inspireren en stimuleren. Indien noodzakelijk zal zij ook sturend aanwezig zijn.
Zij zal hierbij haar teamleden aanspreken op hun professionaliteit.
13: Samenwerking
We zullen ons als school moeten richten naar het afgesproken beleidselementen binnen SCO RÍjssel. Waar mogelijk en noodzakelijk zullen we samenwerken met andere scholen binnen de stichting.
Op VVE-gebied en het GOA-beleid werken we samen met alle scholen en de voorschoolse opvang binnen de gemeente Westervoort.
We werken ook actief samen met het samenwerkingsverband WSNS (nascholing, ambulante begeleiding).
Met het vervolgonderwijs maken we afspraken over de opvang / begeleiding van onze leerlingen als ze onze school verlaten.
We werken samen met het Rijn en IJssel college voor de inzet van stagiaires onderwijsassistenten en met de Pabo’s voor de stageplaatsen van hun studenten.
Op personeelsgebied maken we onderdeel uit van het personeelscluster “PON’’ .
14: Communicatie
Een goede communicatie vinden wij onontbeerlijk binnen de organisatie. Naast informele gesprekken streven we ernaar bepaalde zaken via het formele circuit te bespreken. Formele gesprekken hebben een duidelijk doel en worden meestal van te voren met elkaar afgesproken. Door op deze wijze met elkaar om te gaan, neem je de ander serieus, voorkom je eerder misverstanden.
Overleg vindt plaats in de teamvergaderingen. Naast inhoudelijke zaken komen daar voornamelijk organisatorische zaken aan bod. De periodieke bouwvergaderingen hebben een meer inhoudelijk karakter.
Maximaal 10 keer per jaar is er een vergadering waarbij alle teamleden aanwezig zijn.
Voor een goede onderlinge afstemming is er regelmatig overleg tussen de groepen 1 en 2.
Andere overlegsituaties zijn: de commissievergaderingen t.b.v. de verschillende activiteiten, het managementoverleg (directie en intern begeleidster), klankbordvergaderingen, medezeggenschapsvergadering.
De directeur onderhoudt de contacten met de bestuurder
In de voorziening van de informatie delen we een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Afhankelijk van de situatie houden we elkaar op de hoogte van interne of externe aangelegenheden. We zijn ons bewust dat je informatie niet alleen kunt krijgen, maar soms ook moet ‘halen’.
Bij communiceren hoort ook evalueren. We proberen zoveel mogelijk onze activiteiten te reflecteren en zo te verbeteren.